13 aug kijken we eerst nog weer bij de Godafoss omdat nu de zon schijnt. Dat maakt de uitzichten en dus de plaatjes net even wat mooier. Het kan best wel mooi weer zijn in IJsland….
Daarna gaan we op weg de F26 rijden richting Landmannalaugar. De weg is 230 km lang en verbindt het gebied van noord naar zuid tussen de 2 grote gletsjers door. Het gebied is woestijnachtig, rotsig en in het begin nog afwisselend. We komen bij een heel mooie waterval in de Sprengisandur waar we een tijdje rondlopen. Dan weer op pad. De zon schijnt het is een supermooie dag en we halen zelfs de 14 graden. Met wat optimisme denken we vanmiddag in een tshirt te kunnen lopen. De weg is goed te doen, we schieten lekker op. Bij de koffiepauze stuiten we op een groep fietsers die dezelfde weg doen als wij. Respect. Op een brug ontmoeten we een hiker, die loopt het hele stuk. Nog meer respect. Hoe verder we komen hoe kouder het wordt en hoe harder het gaat waaien. Het wordt grijzer, zowel het landschap als de lucht. Tot na de lunch houden we het droog, het wordt zo eentonig grijs dat het enige verschil in omgeving het spoor is waarop we rijden. Later veranderd dat weer, wisselen de donkere bergen zich af met witte platen laat ijs en felgroene mossen. Ook de rivier slingert geregeld in ons beeld. Het weer blijft nat en natte sneeuwig, we halen een paar hikers in die zelfs hun handen in plastic zakken hebben ingepakt. Verderop schuilt er iemand in een rioolbuis, hikend en fietsend door IJsland is geen pretje. Naar de camping toe is het een ***weg, de camping zelf lijkt een soort van moeras waar wat tentjes gestationeerd zijn. We zoeken onze weg naar de receptie, waaruit een dame komt roepen en gebaren dat we iets niet goed doen. Het weer lijkt inmiddels op een kleine zuidwesterstorm, zo ook het humeur van de dame. Kennelijk zijn we door het kampeerterrein heen gereden, maar ook na gebaren wordt het ons niet duidelijk waar we dan kunnen staan, hoe we mogen/moeten rijden en wat nu de bedoeling is hier. Nancy wordt nog eens afgeblaft en dan blijkt dat we buiten het terrein moeten staan, 300 mtr van de voorzieningen af. Juist. Dan gaan we maar vrij kamperen, nergens staat er een bord dat dat niet mag. Dan maar niet in de hotpool, het is toch pestweer. Buiten het terrein staan we op betere ondergrond dan erin.
We maken de auto klaar, nemen een borrel en gaan yahtzeeën en daarna eten. Bram en Cecile zijn uitgeweken naar een hotel. Later klopt Guido nog eens op de deur met de mededeling dat onze band wel erg plat en leeg is. Oepps, ook nog een band verwisselen in dit hondeweer. Net vanmiddag had ik bedacht dat er eigenlijk nog niemand iets dergelijks had gehad zo onderweg, die gescheurde velg van ons niet meetellend dan. Toch af moeten kloppen dus. Guido helpt Bert en iedereen gaat vroeg slapen.
Daarna gaan we op weg de F26 rijden richting Landmannalaugar. De weg is 230 km lang en verbindt het gebied van noord naar zuid tussen de 2 grote gletsjers door. Het gebied is woestijnachtig, rotsig en in het begin nog afwisselend. We komen bij een heel mooie waterval in de Sprengisandur waar we een tijdje rondlopen. Dan weer op pad. De zon schijnt het is een supermooie dag en we halen zelfs de 14 graden. Met wat optimisme denken we vanmiddag in een tshirt te kunnen lopen. De weg is goed te doen, we schieten lekker op. Bij de koffiepauze stuiten we op een groep fietsers die dezelfde weg doen als wij. Respect. Op een brug ontmoeten we een hiker, die loopt het hele stuk. Nog meer respect. Hoe verder we komen hoe kouder het wordt en hoe harder het gaat waaien. Het wordt grijzer, zowel het landschap als de lucht. Tot na de lunch houden we het droog, het wordt zo eentonig grijs dat het enige verschil in omgeving het spoor is waarop we rijden. Later veranderd dat weer, wisselen de donkere bergen zich af met witte platen laat ijs en felgroene mossen. Ook de rivier slingert geregeld in ons beeld. Het weer blijft nat en natte sneeuwig, we halen een paar hikers in die zelfs hun handen in plastic zakken hebben ingepakt. Verderop schuilt er iemand in een rioolbuis, hikend en fietsend door IJsland is geen pretje. Naar de camping toe is het een ***weg, de camping zelf lijkt een soort van moeras waar wat tentjes gestationeerd zijn. We zoeken onze weg naar de receptie, waaruit een dame komt roepen en gebaren dat we iets niet goed doen. Het weer lijkt inmiddels op een kleine zuidwesterstorm, zo ook het humeur van de dame. Kennelijk zijn we door het kampeerterrein heen gereden, maar ook na gebaren wordt het ons niet duidelijk waar we dan kunnen staan, hoe we mogen/moeten rijden en wat nu de bedoeling is hier. Nancy wordt nog eens afgeblaft en dan blijkt dat we buiten het terrein moeten staan, 300 mtr van de voorzieningen af. Juist. Dan gaan we maar vrij kamperen, nergens staat er een bord dat dat niet mag. Dan maar niet in de hotpool, het is toch pestweer. Buiten het terrein staan we op betere ondergrond dan erin.
We maken de auto klaar, nemen een borrel en gaan yahtzeeën en daarna eten. Bram en Cecile zijn uitgeweken naar een hotel. Later klopt Guido nog eens op de deur met de mededeling dat onze band wel erg plat en leeg is. Oepps, ook nog een band verwisselen in dit hondeweer. Net vanmiddag had ik bedacht dat er eigenlijk nog niemand iets dergelijks had gehad zo onderweg, die gescheurde velg van ons niet meetellend dan. Toch af moeten kloppen dus. Guido helpt Bert en iedereen gaat vroeg slapen.